Het belang van het meten van maternale antistoffen
Weet je of je kuikens goed beschermd zijn?
Een moeder beschermt haar nakomelingen niet alleen fysiek maar ook door haar antistoffen en immuniteit door te geven en haar nakomelingen te beschermen tegen potentiële vijanden, groot of klein. In dit geval hebben we het over de virale vijand, Infectious Bursal Disease of Gumboro. Als de ouderdieren goed beschermd zijn, dan is het nageslacht dat ook. Maar, aangezien de maternale immuniteit van de kuikens begint af te nemen, is het juiste moment om te vaccineren echt cruciaal. U wilt niet alleen de best mogelijke immuunreactie op de vaccinatie bereiken, maar ook uw investering in het vaccin niet verspillen door de neutralisatie van de maternale antilichamen die nog steeds op een hoog genoeg niveau zijn om dit te doen.
De meting van maternale antistoffen gebeurt heel eenvoudig door middel van een serologische test, waardoor de dierenarts kan zien hoeveel maternale antistoffen nog aanwezig zijn bij een representatief aantal kuikens.
Ten eerste, kan de dierenarts door het meten van maternale antistoffen bepalen wat het beste moment is om te vaccineren met een levend vaccin. Omdat de halfwaardetijd van maternale antistoffen bekend is, wordt vervolgens de formule van Deventer [1-2] gebruikt om de optimale vaccinatiedag te berekenen. Dit is belangrijk omdat Block et al [3] hebben aangetoond dat er een klein venster is (van ongeveer 4 dagen) om het koppel te vaccineren en de beste bescherming te bereiken. Elke vaccinatie die buiten dit venster plaatsvindt, zal ertoe leiden dat ofwel het vaccin wordt vernietigd door de maternale antilichamen, ofwel een langzame ontwikkeling van immuniteit, waardoor het koppel uiteindelijk het risico loopt op een actieve Gumboro-infectie.
Ten tweede, kan het meten van maternale antistoffen de dierenarts ook een indicatie van de uniformiteit van het koppel geven. Als de titers over een groot bereik zijn verspreid, zal de dierenarts mogelijk zijn vaccinatiestrategie moeten wijzigen om de beste bescherming voor het koppel te garanderen.
Aangezien de ziekte van Gumboro een economisch belangrijke ziekte is voor pluimveekoppels over de hele wereld, zijn veel vaccinatiestrategieën aangepast. Afgezien van vaccinatie met levende vaccins, zijn er ook vaccinatiestrategieën in ovo of broederij. Er zijn verschillende voordelen van het gebruik van een vectorvaccin dat wordt toegepast op de embryo's in-ovo of in de pas uitgekomen kuikens in de broederij. Ten eerste is het niet nodig om de maternale antilichaamtiter te meten, aangezien de vectorvaccins niet worden beïnvloed door maternale antilichamen. Ten tweede zijn er minder risico's op een ‘immunity gap’ (waarbij het niveau van maternale antistoffen niet hoog genoeg is en het niveau van de eigen immuniteit nog niet goed ontwikkeld is om de kip te beschermen tegen ziekte).
Vectorvaccins hebben het extra voordeel dat ze het immuunsysteem intact houden. Hoewel levende vaccins een sterkere bescherming kunnen induceren, is er een hoog risico dat het het immuunsysteem wordt verzwakt, aangezien het vaccinvirus zich uiteindelijk in de bursale cellen repliceert en het hele immuunsysteem overweldigt. Dit kan de immuunbasis opschudden die nodig is om geen immuniteit op te bouwen tegen andere economisch belangrijke ziekten, zoals infectieuze bronchitis en de ziekte van Newcastle.
Toch is het altijd verstandig om met uw dierenarts te bespreken welke vaccinatiestrategie het beste is voor uw operatie.
1. Wit de J (1998) Gumboro Disease: estimation of optimal time of vaccination by the Deventer formula. Polish Veterinary Journal, 3 (nr 25), 19-22.
2. Wit de J. (2001) Gumboro Disease: estimation of optimaltime of vaccination by the Deventer formula. Annual report and Proceedings of COST Action 839: Immunosuppressive Viral Diseases in Poultry, pp 170-178
3. Herman Block et all (2007) A field study on the significance of vaccination against infectious bursal disease virus (IBDV) at the optimal time point in broiler flocks with maternally derived IBDV antibodies, Avian Pathology, 36-5, 401-409 DOI: 10.180/03079450701589175