Is jongveeopfok een onderbelicht onderdeel? Voor melkkoeien en droge koeien wordt aandachtig gekeken naar verschillende aandoeningen en inrichting van de huisvesting. Voor de belangrijkste aandoeningen bij koeien zijn er aparte hoofdstukken en worden er streefwaardes gesteld.
Vergelijk de lengte van het bedrijfsgezondheidsplan voor koeien met die voor jongvee. Deze laatste is vaak veel korter. Terwijl deze zo belangrijke "periode" verschillende leeftijdsstadia met elk specifieke eisen en aandachtspunten betreft; vergelijk een pasgeboren kalf met een pink klaar voor de eerste inseminatie. Aandoeningen bij het jong kalf beinvloeden de rest van haar leven; vatbaar voor andere ziektes, hogere afkalfleeftijd en een lagere melkproductie.
"Gemba Walk"
Reden dus om op een nauwkeurige manier naar de behoeften van jonge kalveren en jongvee te kijken tijdens de verschillende leeftijdsstadia. Een gezond kalf begint bij een gezonde koe. De eigen dierenarts en/of een adviseur doorloopt tijdens een speciaal bedrijfsbezoek alle processen van belang voor een uitstekende kalveropfok. Dit wordt ook wel een "Gemba walk" genoemd. Deze rondgang door het bedrijf is bedoeld om verbeteringen te identificeren. De dierenarts of adviseur zal vooraf observeren en vragen stellen over de jongveeopfok.
Dit is gebaseerd op het Lean concept, dat vaak in het bedrijfsleven wordt gebruikt. Lean is een systematische aanpak om activiteiten die geen waarde toevoegen te verminderen of te elimineren. Het legt de nadruk op het nemen van stappen met toegevoegde waarde en het optimaliseren van middelen voor belangrijke verbeteringen. Hierdoor is er sprake van een continue reeks van verbeteringen met als doel een uitstekende jongveeopfok. Niet alleen voor het dier, maar ook op meer efficiente manier voor de veehouder; qua tijds-, arbeid- en kosteninvestering.
Kalverdiarree als voorbeeld
Een voorbeeld met kalverdiarree; tijdens een bedrijfsrondgang of "Gemba Walk" zal de focus dan liggen op het biest- of colostrummanagement en het pasgeboren kalf. Kalverdiarree vindt namelijk plaats in de eerste levensdagen of -weken. Hoe gaat het met de droge koeien? Produceren zij genoeg biest, waar kalven ze af? Komt het kalfje in een schone omgeving terecht? Hoe snel na de geboorte en hoeveel eerste biest en van welke kwaliteit krijgen de kalveren? Wanneer krijgen ze de tweede voeding, hoeveel? Hoeveel dagen krijgen de kalveren biest of transitiemelk van hun eigen moeder. Hoe vaak worden de speenemmers schoongemaakt? Worden er preventieve maatregelen genomen? Hoe worden de kalveren gehuisvest en wanneer worden ze verplaatst?
Al deze vragen en meer, samen met observaties helpen om punten voor verbetering te identificeren. Observaties kunnen ook resultaten van diagnostiek zijn, zoals IgG bepaling in het serum van kalveren, om te kijken of de kalveren via de biest immuniteit hebben meegekregen. Maar ook bijvoorbeeld rookproeven, om het klimaat en de ventilatie te beoordelen. Of onderzoeken om de verwerkkers van diarree of luchtwegproblemen in kaart te brengen.
Drie aandachtsgebieden:
Voor de preventie van kalverdiarree zijn er drie grote aandachtsgebieden:
- Huisvesting en hygiene
- Biestmanagement
- Vaccinatie
Voor wat betreft huisvesting kan gedacht worden aan; koeien nooit laten afkalven op de roosters, altijd afkalven in schoon en droog strohok, dik strooisel in de eenlingboxen. Jonge kalveren apart van ander jongvee huisvesten. Geleidelijke overgangen naar andere huisvesting. Denk bijvoorbeeld aan de overgang van groepsstrohok naar 1e ligboxjes met roosters. Dit vergt nogal iets van het aanpassingsvermogen van de jonge kalveren. Het comfort, maar ook de temperatuur verandert en vaak is de infectiedruk, door aanwezigheid van ouder jongvee hoger.
Geen compromissen rondom hygiene
Geen compromissen voor de hygiene van spenen, speenemmers of speenbars; elk kalf, liefst iedere voeding een eigen, schone speen(emmer). Gebruik altijd schone materialen, ook voor de behandeling van dieren. Zorg dat er geen vliegen (of zo min mogelijk, door bijvoorbeeld gebruik van deksels) in speenemmers drijven. Vliegen dragen bacterien bij zich en ook via de lucht komen deze in de biest of melk terecht. Bacterien in de biest kunnen, afhankelijk van de soort kiemen, de gezondheid van het kalf onder druk zetten en zorgen dat er minder antistoffen beschikbaar zijn voor het kalf.
Voorbeelden voor verbetering van het biestmanagement zijn; om alle kalveren (ook die 's nachts geboren zijn) binnen 4 uur na de geboorte minimaal 10% van het lichaamsgewicht in liters biest van de eigen moeder te geven. Mits deze biest een brix waarde van boven de 22% heeft en anders ingevroren biest van goede kwaliteit gebruiken. Binnen 12 uur een tweede voeding geven.
Verbetering biestmanagement mogelijk?
Recent veldonderzoek toont aan dat kalveren die binnen 4 uur biest hebben gehad, hogere IgG (antistoffen) in hun serum hebben, dan kalveren die pas na 4 uur hun eerste biest hebben gehad. Ditzelfde geldt voor kalveren die meer dan 4 liter eerste biest kregen in vergelijkiing met 2-4 liter eerste biest. Kalveren die minder dan 2 liter eerst biest kregen hadden de laagste IgG waarden.
De nieuwste inzichten suggeren dat tenminste 40% van de aanwezig kalveren uitstekende overdracht van de passieve immuniteit moet hebben, dat wil zeggen een IgG waarde van boven de 25 g/L en nog eens 30% van de kalveren moet in de kwaliteitsklasse goed vallen met een IgG gehalte van 18 tot 24,9 g/L. Te veel kalveren in een lagere categorie is een aanwijzing dat er verbetering mogelijk is. Reden om een Gemba Walk uit te voeren, samen met de eigen dierenarts en/of adviseur.