Hevige stress is niet het enige dat het immuunsysteem van biggen rondom het spenen negatief beïnvloedt. Ook veranderingen in de darmflora (microbioom) als gevolg van de sterke verandering van de voeding spelen een belangrijke rol. De darmen moeten wennen aan de overstap van melk naar plantaardig voer. Dit, in combinatie met de stress van het spenen, gaat eigenlijk altijd óók nog gepaard met een te lage voeropname. Aangezien de darmen de belangrijkste contactstructuur tussen de buitenwereld en het immuunsysteem vormen, heeft elke verandering van de darmflora een directe invloed op het immuunsysteem en daarmee op de gezondheid en prestaties van de big.
Het minder goed functioneren van het immuunsysteem maakt biggen kort na het spenen vatbaarder voor infecties. Daarbij krijgen de reeds aanwezige infecties meer kans om zich te vermenigvuldigen en te verspreiden. Zo is bij kalveren aangetoond dat de uitscheiding van luchtwegvirussen na het spenen en transport significant toeneemt. Er is geen reden om aan te nemen dat dit bij biggen niet gebeurt. Daarbij valt onder de Nederlandse omstandigheden te denken aan PRRS- en griepvirussen, die bij biggen regelmatig al voor het spenen worden aangetoond.
Zou het risico van gespeende biggen in de kraamstal beperkt blijven tot de verspreiding van ziekte naar leeftijdsgenoten, dan valt de schade mogelijk nog enigszins te beperken, met de gedachte dat al deze biggen binnen een paar dagen in dezelfde biggenafdeling terecht komen. Mits dat ook daadwerkelijk zo gebeurt... Maar al te vaak liggen er echter gespeende biggen in de kraamstal naast zuigende biggen van een jongere leeftijd. Daardoor kunnen eventuele infecties van de ene leeftijdsgroep (batch) overgaan op een volgende leeftijdsgroep (batch). Niet verstandig dus!