Met een goed vaccin en vaccinatieschema én met een goede bioveiligheid en management lukt het op De Schanshoeve in Rouveen om PRRS al jaren onder de duim te houden. ‘Een veldvirus krijgt bij ons nauwelijks een kans’, weet bedrijfsleider Ramon Katoele. ‘De monitoring laat dat ook zien, er is al jaren geen PRRS-veldvirus aangetoond’, stelt varkensdierenarts Arjan Schuttert van De Oosthof.
Het PRRS-virus is voor de varkenshouders een lastige ‘klant’. Sinds het in 1991 bij Winterswijk de grens overstak, heeft het vrijwel ieder varkensbedrijf in Nederland besmet. In de beginjaren was er nog geen vaccin, daarna kwam er eerst een vaccin tegen de Amerikaanse stam en vervolgens ook tegen de Europese stam. ‘Die vaccins werken goed’, vindt Schuttert, ‘maar ze redden het niet in hun eentje. De vaccins verminderen de verspreiding en de ziekteverschijnselen. Dat helpt voor de helft. De andere helft moeten de varkenshouders zelf doen. Dus hier zijn dat Ramon en de medewerkers.’
Dat het management van groot belang is, komt door een typische eigenschap van het PRRS-virus. Als varkens eenmaal het PRRS-virus hebben opgelopen, blijven ze het nog lang uitscheiden. ‘Je krijgt dragers waaraan je niets ziet maar die het virus wel uitscheiden en daarmee je hele bedrijf kunnen besmetten’, weet de dierenarts. ‘Daarom is all-in all-out werken en dus niet mengen van verschillende leeftijden bijvoorbeeld essentieel.’
Dit zijn dan ook enkele van de 10 gouden regels die van belang zijn bij de aanpak van het PRRS-virus. Op De Schanshoeve worden die zo goed als praktisch haalbaar ingevuld en vooral consequent nageleefd. Een gouden regel is bijvoorbeeld het toevoegen van nieuwe opfokzeugen via langdurige quarantaine en adaptatie. De Schanshoeve gaat hierbij een stap verder. ‘We voeren al tientallen jaren geen dieren meer aan’, zegt Katoele.
Één keer is die regel doorbroken. In 2014 zijn er 50 Noorse L-lijn-zeugen binnengekomen om snel over te kunnen schakelen naar het produceren van TN70-opfokzeugen. Bij die aanvoer zijn die nieuwe zeugen lang gescheiden gehouden van de al aanwezige zeugen en zijn ze met vaccinatie goed beschermd. Katoele: ‘Dat is prima verlopen, we hebben geen doorbraak gehad.’
Dat is niet de enige regel die heel consequent wordt toegepast. Het begint al in het kraamhok bij het zo min mogelijk mengen van tomen. Katoele: ‘Voor het welzijn van de biggen moeten we in het kraamhok wel overleggen, dat kan niet anders. We doen het wel zo min mogelijk.’ Schuttert: ‘Als je moet overleggen, doe het dan in ieder geval zo vroeg mogelijk nadat de biggen voldoende biest hebben opgenomen, maar voordat ze veel kiemen vanuit de omgeving binnen hebben gekregen. Hoe later hoe meer risico.’
Consequent all-in all-out werken is een sterk punt op De Schanshoeve. Bij het spenen blijven er nooit biggen achter die naar een andere kraamafdeling gaan. Met het ‘10/11-systeem’ dat in de kraamstal wordt toegepast - de ene keer zit er tien dagen tussen het spenen en de andere keer elf dagen- lukt dat ook niet.
Bij opleg van de biggen na het spenen komen de biggen uit zo weinig mogelijk tomen bij elkaar in het hok. De kleinste biggen komen altijd apart, zodat ze extra zorg en aangepast voer kunnen krijgen. Ook na de biggenopfok blijven er nooit restbiggen achter die worden teruggelegd naar een andere leeftijdsgroep. Alle biggen, ook de kleintjes, gaan ofwel naar de afdelingen voor de opfokzeugen of naar de vleesvarkensafdeling op De Schanshoeve zelf of naar de Haarhoeve.